De Anattalakkhana Sutta is de tweede toespraak die de Boeddha gaf na zijn verlichting. Hij gaf deze toespraak aan de groep van vijf monniken, in Sarnath, nabij Varanasi in India.
Deze toespraak vond plaats kort na zijn eerste toespraak (de Dhammacakkappavattana Sutta), en tijdens deze toespraak werden alle 5 de monniken die naar hem luisterden volledig verlicht.
De toespraak gaat over niet-zelf, (Pali: anatta, wat ook vertaald kan worden als: geen zelf, vrijheid van zelf, afwezigheid van zelf, zonder zelf). De Boeddha legt uit dat fysieke vorm (waaronder het lichaam) anatta is omdat we er soms ongemak en last van ondervinden. Als het lichaam echt van ons zou zijn, waarom zouden we dan ongemak of ziekte toelaten? Dat zouden we natuurlijk niet doen want dat is pijnlijk en onaangenaam. Dus de Boeddha zegt dat omdat het lichaam niet kunnen maken zoals we dat zelf willen (zonder pijn, ouderdom, dood, ziekte), het niet echt van onszelf is.
Hij legt verder uit dat omdat het lichaam veranderlijk is, het ook onbevredigend is: iets dat verandert, kan niet altijd aan onze wensen en verlangens voldoen. En omdat het lichaam zowel dus veranderlijk en onbevredigend is, kunnen we niet echt zeggen dat het werkelijk van onszelf is. Volgens de Boeddha is iets waar je geen volledige controle over hebt, niet echt van jezelf.
Deze uitleg geeft de Boeddha ook betreffende gevoelens, percepties, vormingen (intenties en wat daardoor gevormd wordt) en bewustzijn. Die zijn allen niet van onszelf, want we ondervinden er soms last van, en we kunnen ze niet maken precies zoals we willen. En ze zijn veranderlijk en onbevredigend: het is niet passend om dan te zeggen dat ze van onszelf zijn: ze zijn zonder zelf. De Boeddha moedigt ons aan om alles op de volgende manier te bezien: 'dit is niet van mij, dit ben ik niet, dit is niet mijn zelf'.
De Boeddha besluit de toespraak met de uitspraak dat een goed onderwezen edele discipel al deze dingen met juist inzicht overeenkomstig de waarheid beziet als: 'dit is niet van mij, dit ben ik niet, dit is niet mijn zelf'. Hij zal dan genoeg van alles krijgen, en passieloos worden. Wanneer hij passieloos is, wordt zijn geest bevrijd, en hij weet dat zijn geest bevrijdt is. Zo'n discipel beseft dan het volgende: 'Geboorte is ten einde, het religieuze leven is geleefd, wat gedaan moest worden is gedaan, er is geen verdere toestand van bestaan.'
De monniken waren blij met deze toespraak: dat is wel te begrijpen, want ze bereikten er alle 5 verlichting door.
Lees de Anattalakkhana Sutta...
24 jan 2008
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten