26 mei 2008
Soetra Index
De alfabetische index bevat ook korte omschijvingen van de inhoud van de soetras. Ik hoop dat deze twee indexen nuttige toevoegingen zullen zijn voor de bezoekers van www.suttas.net.
24 mei 2008
De Dhammapada
De Dhammapada is een verzameling van 423 korte verzen, waarin diverse aspecten van de leer van de Boeddha beschreven worden. De verzen staan vaak op zichzelf, en men kan de Dhammapada daarom gewoon even kort op een willekeurige plaats inkijken voor inspiratie of uit nieuwgierigheid. Maar men kan ook een hoofdstukje lezen, waarin de verzen over een bepaald onderwerp gegroepeerd zijn.
Een aantal van de onderwerpen die in de Dhammapada aan bod komen zijn bijvoorbeeld: geluk, de wijze, waakzaamheid, het geliefde, boosheid, zichzelf, de wereld, en nog vele andere onderwerpen...
In deze vertaling van de Dhammapada is niet slechts de betekenis van de verzen naar het Nederlands vertaald, maar is ook getracht de verzen in goedlopend modern Nederlands te zetten, met een benadering van de stijl van de originele verzen in de taal Pali.
Lees de Dhammapada
7 apr 2008
De Jivaka Sutta
Alleen wanneer zij dit niet zien, horen en vermoeden, is dat vlees geschikt om gegeten te worden. Vervolgens beschrijft de Boeddha het leven van een monnik die leeft met een geest vol liefdevolle vriendelijkheid, mededogen, waardering en gelijkmoedigheid, en geen enkel verlangen of wens heeft met betrekking tot zijn voedsel: hij eet wat hem wordt gegeven. De Boeddha vraagt vervolgens aan Jivaka of zo'n monnik zichzelf of anderen kwaad zou doen. "Nee," zegt Jivaka, en Jivaka komt vervolgens tot de conclusie dat de monniken onberispelijk voedsel eten. De Boeddha beschrijft ook nog de vijf manieren waarop iemand die een levend wezen slacht voor de Boeddha of zijn discipelen, een zeer slechte daad begaat.
Monniken hoeven dus geen vegetarier te zijn, dat is wel begrijpelijk ook indien men weet dat een monnik zelf geen controle uitoefent over zijn voedsel: hij eet wat hem gegeven wordt. Wat als hij op zijn aalmoesronde alleen maar een stukje vlees krijgt en niets anders? Of indien hij een zeer laag proteine-gehalte heeft? Een monnik kan niet zomaar om soja-bonen vragen, dat is in sommige regios ook een zeer ongebruikelijke vorm van voedsel. Daarom dus mag een monnik vlees eten indien dat vlees toegestaan is - dus zonder dat er een dier voor hem geslacht is.
In de praktijk kan men zeggen dat in de volgende gevallen het vlees aan de door de Boeddha gestelde voorwaarden voldoet: [1] vlees dat iemand voor eigen gebruik klaarmaakt en vervolgens met een monnik wil delen, of [2] voorverpakt vlees dat op een markt verkocht wordt, of [3] vlees van een dier dat op natuurlijke wijze stierf. In deze gevallen wordt geen enkel levend wezen specifiek voor een monnik geslacht, en is het hem toegestaan het vlees op te eten. Indien iemand vlees koopt voor een monnik, geldt dat de gever het vlees slechts koopt, en dus geen enkel geweld gebruikt noch opdracht daartoe geeft. Vandaar dat vlees gekocht op een markt toegestaan is voor een monnik. Overigens mag een monnik zelf natuurlijk geen vlees kopen: gebruik van geld is voor hem niet toegestaan (zie regel NP18, 19 en 20 van de Vinaya voor monniken).
Zelf heb ik ooit een vegetarische monnik flauw zien vallen - met een harde klap - omdat hij lichamelijk te zwak werd, mede door vegetarisch te eten. Het eten wat hij in het nabijgelegen Thaise dorpje aangeboden kreeg bestond uit slechts plakrijst, met een paar bananen en een koekje. En soms een stukje vlees of vis, maar dat at hij niet. Toen hij weer bijkwam en de dokter erbij gehaald was (die dokter heette overigens geen Jivaka), besloot die monnik wijselijk dat de situatie niet toestond dat hij slechts vegetarisch eten at.
Een ander relevant verhaal uit het Pali Canon gaat over Devadatta, de monnik die de Boeddha wilde vermoorden. Die monnik Devadatta stelde aan de Boeddha voor om alle monniken verplicht vegetarisch te laten zijn. Maar de Boeddha weigerde deze regel te maken: hij liet de keuze voor vegetarisme over aan de individuele monnik.
Lees de Jivaka Sutta
24 mrt 2008
De Kama Sutra
De Kama Sutra is ook een van de oudste soetras van het Pali Canon, want zij behoorde tijdens het leven van de Boeddha al tot de verzameling soetras die vaak door de monniken gereciteerd werden (de zogenaamde Atthakavagga).
Lees de Kama Sutra
17 mrt 2008
De Bandiet Angulimala
Ahimsaka ging, volgens diezelfde legendes, toen hij oud genoeg was studeren bij een beroemde Brahmaanse leraar, en hij werd zijn beste student. Andere studenten echter werden jaloers op hem, en zij verspreidden geruchten dat Ahimsaka een geheime relatie had met de vrouw van die Brahmaanse leraar. De Brahmaanse leraar ging die geruchten na verloop van tijd geloven, werd boos, en gaf Ahimsaka een onmogelijke opdracht: "Dood 1000 mensen en bezorg me hun vingers. Wanneer je dat gedaan hebt, ben je afgestudeerd." De Brahmaanse leraar verwachtte dat Ahimsaka tijdens zijn zoek- en moordtocht naar 1000 vingers uiteindelijk ook zelf de dood zou vinden, en op die manier wilde hij wraak nemen.
Maar Ahimsaka had die buitengewone capaciteit tot gewelddadigheid, en was fysiek sterk en slim. Hij was daarom erg succesvol in zijn zoektocht naar vingers: hij doodde vele, vele mensen, en sneed van elke slachtoffer een vinger af. Deze vingers reeg hij aaneen in een krans die hij om zijn nek droeg. Zo verkreeg Ahimsaka beruchtheid, en de naam Angulimala: 'Vinger-krans.' Toen Angulimala zo in een groot bos leefde, en iedereen vermoordde die hij tegenkwam, zag de Boeddha tijdens zijn meditatie dat Angulimala ook een buitengewone capaciteit tot inzicht, spirituele vrede en heiligheid had.
Op dat punt begint de vertelling van de Angulimala Sutta, een van de meest tot de verbeelding sprekende verhalen van het Pali Canon, die al sinds duizenden jaren in de spirituele top 40 staat.
Lees de Angulimala Sutta
15 feb 2008
Het Managen van Gedachten (2): Slechte Gedachten Verwijderen
De Boeddha geeft in deze sutta vijf manieren die men kan gebruiken om slechte gedachten uit de geest te verwijderen. Hij zegt dat deze in een vaste volgorde gebruikt dienen te worden: eerst past men methode 1 toe, als er dan nog steeds slechte gedachten ontstaan gaat men naar methode 2, enzovoorts, totdat men methode 5 bereikt en slechte gedachten zeker zullen stoppen.
De vijf methodes zijn:
1. "Monniken, als er een in monnik, doordat hij over een bepaald onderwerp denkt, kwade en onheilzame gedachten ontstaan, verbonden met verlangen, haat en waanideeën: dan dient hij over een ander onderwerp te denken, verbonden met het heilzame."
2. "Monniken, als kwade en onheilzame gedachten nog steeds in een monnik ontstaan wanneer hij over een ander onderwerp denkt dat verbonden is met het heilzame, dan dient hij het nadeel en gevaar van die gedachten te onderzoeken: 'Op déze wijze zijn mijn gedachten onheilzaam; op déze wijze zijn mijn gedachten afkeurenswaardig; op déze wijze hebben mijn gedachten lijden als gevolg.'"
3. "Monniken, als kwade en onheilzame gedachten nog steeds in een monnik ontstaan wanneer hij het nadeel en gevaar van die gedachten onderzoekt, dan dient hij die gedachten te vergeten en er geen aandacht aan te schenken."
4. "Monniken, als kwade en onheilzame gedachten nog steeds in een monnik ontstaan wanneer hij ze vergeet en er geen aandacht aan schenkt, dan dient hij het tot stand komen van het denkproces van die gedachten te stillen."
5. "Monniken, als kwade en onheilzame gedachten nog steeds in een monnik ontstaan wanneer hij het tot stand komen van het denkproces van die gedachten stilt, dan dient hij, met zijn tanden op elkaar en zijn tong tegen het gehemelte gedrukt, die gedachten met de geest te bedwingen, te onderwerpen en te verpletteren."
Wanneer men deze methodes toepast, zal men - zegt de Boeddha - die slechte gedachten verlaten. En met het verlaten ervan, wordt je geest innerlijk stabiel en rustig, eenpuntig en geconcentreerd.
Misschien is het goed om nog even te benadrukken dat wie methode vijf wil toepassen, eerst methodes 1 tot en met 4 achtereenvolgens succesvol dient te vervullen. Het succesvol ervan vervullen betekent niet dat slechte gedachten niet meer ontstaan. Het betekent dat ook al denkt men over heilzame onderwerpen, en ook al ziet men het nadeel en gevaar van onheilzame gedachten, en ook al is men in staat die kwade gedachten te vergeten en er geen aandacht aan te besteden, en ook al stilt men het denkproces van die gedachten: toch ontstaan kwade gedachten nog steeds. Dan, als laatste en ultieme methode, dient men zuivere wilskracht en mentale en fysieke inzet te gebruiken om de geest te bedwingen, wat volgens de Boeddha in dat geval (indien men 1 t/m 4 reeds vervult heeft) het ontstaan van slechte gedachten zal voorkomen.
De Boeddha zegt dat wie deze methoden werkelijk toepast succesvol zal zijn; hij zal een meester zijn over de 'route van het denkproces': hij bepaalt waar het denkproces heengaat, en waar niet. Hij denkt de gedachten die hij wil denken, en de gedachten die hij niet wil denken denkt hij niet.
Volgens de Pali versie zegt de Boeddha vervolgens dat de persoon die meester is over de route van zijn denkproces, ook Verlichting bereikt heeft en geen lijden meer ervaart. Maar deze uitspraak staat niet in de Chinese versie, en deze uitspraak lijkt me een beetje voorbarig. Ik vermoed dat zij wellicht - als vergissing en per ongeluk - later aan de Pali versie van de sutta toegevoegd is, maar zekerheid kan men hier niet meer over verkrijgen. Als men de vijfde methode erg ruim interpreteert zou het wellicht ook betrekking kunnen hebben op Verlichting? Onwaarschijnlijk. Of anders dat Verlichting snel volgt als men slechte gedachten op deze wijze zou verwijderen? Dat denk ik wel ja. In ieder geval: ik heb de uitspraak laten staan, met een noot erbij.
Lees de Vitakkasanthana Sutta
Het Managen van Gedachten (1): Twee Soorten Gedachten
De eerste van deze twee suttas, de Dvedhavitakka Sutta (nummer 19), is een autobiografisch verslag van de Boeddha waarin hij spreekt over wat hij deed toen hij nog een Bodhisatta was - dat was dus voordat hij een Boeddha werd. Hij had toen het idee om zijn gedachten in twee soorten te verdelen: slechte gedachten en goede gedachten:
"En toen, monniken, zette ik aan de ene kant (slechte) gedachten van sensueel verlangen, kwaadwillende gedachten, en gewelddadige gedachten. En aan de andere kant zette ik (goede) gedachten van afstand doen, goedwillende gedachten, en geweldloze gedachten."
Omdat hij nog niet verlicht was, had de Boeddha toen net als normale mensen zowel goede als slechte gedachten. Het verschil was dat hij buitengewoon gemotiveerd was om afstand te doen van zijn slechte gedachten, en bijzonder intensief gericht was op het cultiveren van wijsheid, het behalen van Nibbana en het verwijderen van verdriet. Telkens wanneer er een slechte gedachte in hem opkwam, maakte hij een soortgelijke overweging over die slechte gedachte:
"Deze gedachte van sensueel verlangen is in me ontstaan. Dit leidt tot kwelling van mezelf, tot kwelling van anderen, tot kwelling van beiden; het verhindert wijsheid, gaat samen met verdriet, en leidt niet tot Nibbāna."
De Boeddha zei vervolgens dat die slechte gedachten steeds verdwenen uit zijn geest als hij op deze wijze zijn slechte gedachten beschouwde.
Betreffende zijn goede gedachten maakte hij de tegenovergestelde overweging: dat die gedachten geen kwelling voor hemzelf noch anderen veroorzaakten, en dat zij naar wijsheid en Nibbāna leidden, en niet samengingen met verdriet. De Boeddha zei dat hij geen enkel nadeel of gevaar zag in goede gedachten. Maar hij zei ook dat hij geestelijk uitgeput zou raken indien hij constant zou denken, en dat hij dan geen goede concentratie zou hebben. Daarom bracht hij zijn geest tot innerlijk evenwicht en tot kalmte, en maakte haar eenpuntig en geconcentreerd. Uit de gelijkenissen van de koeienherder kunnen we opmaken wat de Boeddha met zijn goede gedachten deed: hij zegt dat hij slechts oplette dat die gedachten aanwezig waren, zonder dat hij ze in de een of andere richting hoefde te sturen.
Tegenwoordig claimen sommige stromingen van het Mahayana Boeddhisme vaak dat iemand die een Boeddha wil worden het eigen spiritueel welzijn compleet dient op te geven, en zich uitsluitend op het spiritueel welzijn van anderen dient te richten. Maar uit de voorgaande overwegingen van de Boeddha kunnen we goed zien dat de motivatie van de Boeddha niet zo was: hij verwijderde zijn slechte gedachten niet slechts voor het welzijn van anderen, maar ook voor het eigen welzijn: hij deed het voor het welzijn van beiden, en om wijsheid en Nibbana te verwerkelijken, en geluk te behalen.
Na deze verhandeling over goede en slechte gedachten vertelt de Boeddha dat hij, aldus handelend, eerste de meditatiestadia van de vier jhānas, en vervolgens de Drievoudige Kennis behaalde.
Tenslotte geeft de Boeddha de gelijkenis van de hertenkudde, waarin hij zegt dat hij streeft naar het welzijn van mensen. Hij zegt dat hij valstrikken verwijdert, het gevaarlijke en nadelige pad sluit, en het veilige, vredige en vreugdevolle pad openstelt. Dat veilige, vredige en vreugdevolle pad is natuurlijk een verwijzing van het onderverdelen van gedachten in slechte en goede gedachten, en ze vervolgens te managen volgens de instructie van de Boeddha, zodat men de jhānas en de Drievoudige Kennis zal behalen.
Lees de Devdhavitakka Sutta